Europees Hof neemt klimaatklacht kinderen tegen onder andere Nederland in behandeling
Op 30 november heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) de klimaatklacht van zes Portugese kinderen en jongeren tegen Nederland en 32 andere landen ontvankelijk verklaard. De ontvankelijkheidsverklaring betekent dat de klacht in behandeling zal worden genomen door het Hof en vereist dat elk van de 33 landen inhoudelijk reageert op de klacht. Daarnaast kent het Hof de klacht prioriteit toe op basis van het “belang en de urgentie van de aan de orde gestelde kwesties”. Dit betekent dat de klacht spoedig wordt behandeld en dat de gedaagde landen uiterlijk in februari 2021 moeten reageren op de klacht. Het Hof lijkt hiermee te erkennen dat klimaatverandering een bedreiging vormt voor mensenrechten. Defence for Children volgt deze zaak met belangstelling, omdat het de eerste keer is dat jongeren zelf een klimaatklacht indienen bij het EHRM.
Inhoud klimaatzaak
De vier kinderen en twee jongeren uit Portugal die de zaak hebben ingediend, vragen het EHRM om 33 landen, waaronder Nederland, ter verantwoording te roepen voor het aanwakkeren van de klimaatcrisis. Hun klacht, die is ingediend met de steun van het Global Legal Action Network (GLAN), richt zich op de toenemende dreiging die klimaatverandering vormt voor hun leven en hun fysieke en mentale welzijn. De klimaatactivisten beroepen zich in eerste instantie op het recht op leven (artikel 2 Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM)) en het recht op eerbiediging van hun privé-, familie- en gezinsleven (artikel 8 EVRM). Het EHRM heeft echter zelfstandig besloten de behandeling van de zaak uit te breiden. Zij vraagt ook aan de 33 landen om uit te leggen of hun verzuim om de opwarming van de aarde aan te pakken in strijd is met artikel 3 EVRM, waarin staat gewaarborgd dat geen mens mag worden onderworpen aan ‘onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen’.
Vervolgstappen
De 33 landen zijn nu verplicht om vóór het einde van februari te reageren op de zaak van de kinderen en jongeren, tenzij er een zogeheten ‘minnelijke schikking’ wordt getroffen. In dat geval zullen de kinderen en jongeren en hun advocaten moeten reageren op de reactie van de 33 landen. Als het EHRM de kinderen en jongeren in hun gelijk stelt, dan zijn de gedaagde landen niet alleen wettelijk verplicht om hun uitstoot binnen eigen grondgebied te verminderen, maar ook om de bijdrage aan klimaatverandering voorbij de landelijke grens aan te pakken, inclusief de uitstoot van hun multinationale ondernemingen.
Aangezien de overgrote meerderheid van de zaken die bij het EHRM worden ingediend überhaupt niet ontvankelijk worden verklaard, is dit besluit een belangrijke stap in de richting van een mogelijk baanbrekend vonnis over klimaatverandering en de impact op mens- en kinderrechten.