Scroll down
Lauren (20) is inmiddels een tweedejaarsstudente biomedische wetenschappen aan de Universiteit Leiden. Ze zit op kamers en neemt als lid van de studievereniging en van SSR-Leiden, een grote gezelligheidsvereniging, actief deel aan het Leidse studentenleven. Door corona krijgen Lauren en haar studiegenoten hybride onderwijs: twee dagen per week moeten ze fysiek aanwezig zijn, op andere dagen zijn de colleges online te volgen. Voor Lauren is hybride onderwijs een uitkomst. Als gevolg van een cerebrale parese heeft ze een motorische beperking. Lopen kost haar veel energie. Dit maakt de combinatie van (volledig) fysiek onderwijs en een actief studentenleven lastig. Digitaal onderwijs werkt, zoals Lauren zegt, ‘energiebesparend’. Mede gezien haar eigen ervaringen pleit ze daarom voor het behoud van hybride onderwijs in een inclusief onderwijssysteem.
Lauren wijst erop dat naast jongeren met een beperking of aandoening ook andere studenten, zoals bijvoorbeeld topsporters, gebaat zijn bij hybride onderwijs. Ze vervolgt: “Paul van Meenen van D66 ziet ons over het hoofd als hij zegt dat écht goed onderwijs alleen in een echte klas kan worden gegeven.” Ze is ervan overtuigd dat de kwaliteit van het onderwijs niet onder de hybride vorm hoeft te leiden: “Er moet een plan komen en mensen uit de doelgroep moeten daarover meepraten. Goede voorbeelden zijn er genoeg en als de overheid zorgt voor (financiële) ondersteuning, zie ik zeker mogelijkheden.” Dat is ook het standpunt van JongPIT, de stichting voor en door jongeren met een chronische aandoening of beperking waarvoor Lauren werkt. Ook vanuit de Landelijke Studentenvakbond (LSVB) is er steeds meer aandacht en steun voor het behoud van hybride onderwijs.
<tekst loopt onder foto door>
Afgezien van het hybride onderwijs leverde corona Lauren ook in sociaal opzicht iets op: “Online en zittende borrels zijn voor mij veel gemakkelijker bij te wonen. Nu het echte leven begint, kan ik niet meer mee. Ik kan niet de hele avond staan of rolschaatsen met mijn dispuut. Ik moet dus vaker afhaken en dat is frustrerend.” Lauren ziet dat er op dit gebied behalve een gebrek aan bewustzijn ook nog veel onwetendheid is. “Hoe minder mensen weten, hoe meer ze gaan invullen wat ik wel of niet kan. Ik herinner me nog goed dat ik niet werd uitgenodigd voor een kinderfeestje naar het klimbos, terwijl ik zó graag meewilde. Ik vind het fijner als mensen aan mij vragen wat ik kan en wat ik wil.”
Lauren stelt dat inclusief onderwijs daarbij een grote rol kan spelen: “Binnen een inclusief onderwijssysteem leren kinderen samen naar een oplossing te zoeken, zodat iedereen mee kan doen. Nu voelt het voor mijn medestudenten dat ze zich aan mij moeten aanpassen, terwijl het vanzelfsprekend zou moeten zijn.” Er zijn op weg naar inclusief onderwijs al wel goede stappen gezet, zegt Lauren. Het is een begrip aan het worden, het krijgt meer aandacht, maar er moet volgens haar nog meer gebeuren. Ze noemt als belangrijke spelers de overheid, scholen én leerlingen: “Leerlingen moet je ook bij inclusief onderwijs betrekken. Het is zó belangrijk dat je je thuis voelt op school, dat je aansluiting hebt bij de rest van de klas en niet buiten de boot valt. Het is niet leuk als de leerkracht jou in je rolstoel duwt tijdens een wandeling. Je wil dat een klasgenoot dat doet.”
Waar het volgens Lauren om gaat, is dat je mensen met en zonder beperking zo min mogelijk van elkaar moet scheiden. Het zijn, zegt ze, geen twee aparte groepen die leven in twee gescheiden werelden: “Niemand wil worden buitengesloten, ook wij niet, dus de afstand moet kleiner worden. Bouwen aan een inclusieve samenleving begint op school. Als scholen in mogelijkheden denken, onderling informatie uitwisselen en geen drempels opwerpen, dan komt dat inclusieve onderwijssysteem er en blijft het hybride onderwijs behouden. De overheid speelt daarbij natuurlijk ook een rol, niet alleen op financieel gebied, maar ook wat betreft het stimuleren van scholen. Scholen hebben concrete richtlijnen nodig waarin staat waaraan ze moeten voldoen en hoe ze inclusief onderwijs het best vorm kunnen geven.”
Defence for Children vraagt tijdens de Week van Inclusief Onderwijs, een initiatief van platform 'Naar Inclusiever Onderwijs', aandacht voor het belang van inclusief onderwijs, de goede stappen die al zijn gezet en de stappen die nog gezet moeten worden. In het licht daarvan interviewen we de vijf geportretteerden van de Inclusief Onderwijs Maand 2020 opnieuw: Lauren, Merijn, Kamils ouders, Idman en Berdi.
Credits foto's: Daniella van Bergen